Over de school


 

De school is gelegen in een rijhuis op een unieke plek in het hart van Laag Laken dicht bij Tour & Taxis in een dichtbevolkte, kinderrijke buurt in volle expansie. Het is een tijdelijke plek in een rijhuis in een creatieve, muzikale omgeving en een grote groene buitenspeelweide/tuin aan de overkant.

 

1.De omschrijving van het pedagogisch project

1.Wat is de RADAR?

  • Freinetschool De Radar is een basisschool, erkend en gesubsidieerd door de Vlaamse Gemeenschap, departement Onderwijs. Hier op school spreken we doorgaans over "De Radar". Daarom gebruiken we in deze tekst gemakkelijkheid halve verder deze term i.p.v. "FreinetschoolBrussel De Radar.
  • Ze is een vrije school: ze werkt onafhankelijk van het stedelijk, provinciaal, katholiek of gemeenschapsonderwijs en richt geen godsdienst in, maar cultuurbeschouwing.
  • De Radar is een autonome vestigingsplaats. Daardoor zit hier het schoolhoofd en de administratieve kracht die personeels-, school- én leerlingenadministratie opnemen.
  • De Radar ligt in Laag Laken  op wandelafstand van het Bockstaelplein, het Noordstation en Tour & Taxis en probeert er in de eerste plaats voor de kinderen uit de omgeving te zijn.
  • De Radar is “geen gewone school” en dat merk je aan:
    • haar visie
    • haar onderwijsmethode
    • participatie van ouders, kinderen, begeleiders,…

2. Wat vinden we belangrijk?

We vinden het belangrijk de kinderen voor te bereiden op de maatschappij door er nu al zelf aan te laten deelnemen en die te beleven maar deze niet te ondergaan. Bij de inrichting van het onderwijs houden we onze lange termijndoelstellingen steeds voor ogen in plaats van korte termijn doelstellingen voor ogen te houden in de methode.

Enkele essentiële aspecten zijn:

DEMOCRATISCHE VORMING

Bewustzijn van veranderbaarheid, begrenzing van de invloed, verantwoordelijkheid, eigenwaarde en gelijkwaardigheid.

PERSOONLIJKE ONTWIKKELING

De ontwikkeling van het individuele kind omvat het volledige kind: fysiek, cognitief, emotioneel, sociaal, moreel, praktisch en de muzische (beelden, drama, muziek enz.).

Het schoolgebouw omvat rijke binnen- en buitenhoeken en extra ateliers. We denken hierbij aan het organiseren van volgende ateliers: textielatelier (naaimachines, weefgetouw, spinnenwiel), tuinwerk, dieren verzorgen, muziekatelier, natuur- en natuurkunde, wetenschappelijk lokaal, audio visuele expressie lokaal, drukatelier, breien, handvaardigheid en knutselen, kleiatelier, theater, schilderen enz.

SOCIALE VORMING

Leren keuzes maken en problemen oplossen, communiceren met anderen en in groep, opkomen voor jezelf en een ander, kritisch denken, authentiek evalueren, samenwerken, zorgdragen voor elkaar.

NATUURLIJKE (OP)VOEDING

Huiselijke sfeer, natuurlijke materialen en gezonde voeding vinden we belangrijk. We willen een verlengstuk zijn van een goede hechting en de warmte dat het kind thuis mag ervaren en het helpen met het uitgroeien tot een gelukkig, zelfzeker kind en volwassene. Respect en empathie is hierbij belangrijk. Dit goed basisvertrouwen in de wereld helpt hen meer zorg te dragen voor anderen, assertiever te zijn en onafhankelijker omdat ze sociaal competent en psychologisch gezond zijn.

BREDE SCHOOL

Voor elk kind is het belangrijk dat het de buurt kent waar het woont en leeft. Een kerntaak is de leerlingen medeverantwoordelijkheid bij te brengen, verantwoordelijkheid voor de directe leefomgeving., het samenleven en de kwaliteit van het leven in de toekomst. 

We willen bijgevolg geen eilandje zijn met lagere schoolkinderen. We willen deel uitmaken van de buurt en de buurt mag deel uitmaken van de school. Buurtopbouwwerk maakt dan ook deel van onze doelstellingen.

3 De methode of hoe doen we dat ?

De voornaamste uitgangspunten van het Freinetonderwijs zijn :

A. De ervaringen en belevingen van de leerlingen vormen een vertrekpunt van het onderwijs, waarna de leerkracht en de groep ervoor zorgen dat er zinvol gewerkt wordt.

B. Leren is het al handelend experimenteel zoeken en ontdekken waarbij zelfgevonden mogelijkheden in een nieuw verband gezet worden (tastenderwijs uitproberen)

C. Het werk van de leerlingen moet plaatsvinden in een voor hen zinvolle context.

D. De opvoeding op school staat niet los van de maatschappij: er zijn geen eenzijdige gezagsverhoudingen, maar de opvoeding vindt plaats door democratisch coöperatief overleg.

 

Op het niveau van onze kinderen.

·         In het Freinetonderwijs is het belangrijk dat het kind door zelf te zoeken actief leert. De “leer-kracht” in het kind is belangrijk, het leren zelf, het proces in het kind is belangrijk, laten zijn, ontwikkelen, wekken. Er wordt een actief leergedrag ontwikkeld in plaats van afwachtend gedrag.

·         In het Freinetonderwijs is samenwerken zowel als eigen werk leren plannen heel belangrijk. Enkele technieken zoals werkstukjes maken, project, vrije tekst, expressie, praatronde, klasraad, schoolraad, forum worden hierbij gebruikt.

·         Er is gelijkwaardige relatie leerkracht-kind.  Machtsongelijkheid is een maatschappelijk probleem dat menigeen regelmatig ervaart,. In Freinetgroepen gaan leerkrachten en leerlingen op een zo gelijkwaardig mogelijk manier met elkaar om. Binnen een klasse vergadering en het werk in de groep leren ze met onderlinge verschillen omgaan. Ze leren besluiten nemen, problemen bespreken, leiding nemen en aanvaarden. Zo gaan ze op een positieve democratische manier met macht om.

“De democratie van morgen wordt voorbereid door de democratie op school. De school kan door haar voorbeeld de echte democratie voorbereiden. Een autoritair schoolsysteem kan geen democratische burgers vormen. Autoritaire gewoonten zitten diep in ouders en leerkrachten verankerd. Het is de taak van ouders en leerkrachten manieren te vinden waarbij de leerlingen de kans krijgen hun eigen wegen te vinden. Opvoedkundig moeten ze ervoor zorgen leerlingen zoveel mogelijk aan het woord te laten, door leerlingen individueel en in de groep zo breed mogelijk aan het woord te laten, door leerlingen individueel en in de groep zo breed mogelijk initiatieven te laten nemen. Dat werkt eerder dan leerlingen te dwingen. Niemand werkt graag op bevel, niemand houdt ervan gedwongen te worden..” C. Freinet.

Een logisch gevolg hiervan is dat de leerkrachten niet werken met straffen noch met belonen. We vinden het belangrijk dat een kind met plezier leert, speelt en werkt en dat niet doet om de goedkeuring van zijn opvoeders te krijgen. Het is ook een voorbereiding op de maatschappij waarbij je niet altijd beloond of schouderklopjes krijgt als je iets goeds doet en waardoor je er dus ook niet afhankelijk van wordt . Op die manier groeien de leerlingen uit tot zelfzekere personen die niet afhankelijk zijn beloningen in welke zin dan ook. Straffen en time-outs die een korte termijndoel beogen zijn ook niet aan de orde in de school maar een goede communicatie des te meer.

·         Het werk van de leerlingen moet plaatsvinden in een voor hen zinvolle context.

 “Niemand werkt graag zonder te weten waartoe haar inspanning dient, zonder over het te bereiken doel mee te beslissen.” C Freinet. In onze huidige maatschappij zijn nogal wat mensen vervreemd van hun werk: voor velen wordt het alleen nog gezien als een inkomsten- en statusbron. Werk is vaak opgesplitst in deelhandelingen, waardoor men van het oorspronkelijke geheel weinig meer te zien krijgt.

Bij het werk van leerlingen moet de cyclus van voorbereiden- uitvoeren- beoordelen gehandhaafd worden.  Als de leerkracht van de interesse van de leerlingen uitgaat, worden ze vanzelf bij de voorbereiden betrokken (o.a. de planning van het werk), vervolgens voert de leerling de zelfgekozen activiteit en samen met de groep wordt het werk geëvalueerd.

·         Geen conformiteit en uniformiteit. Freinetleerkrachten erkennen de waarde van heterogene groepen, waarin verschillen in gevoelens, in persoonlijkheid, in belangstelling, in intelligentie en in lichamelijke mogelijkheden aanwezig zijn. Dat biedt een veelheid aan ideeën en activiteiten. Het geeft een gedifferentieerde kijk op personen en relaties. In alle gevallen is samenwerken in plaats van concurreren een permanente doelstelling van de school.

·         We geven onze kinderen geen punten op school. Er worden wel geschreven evaluaties gemaakt waar u kan lezen hoe het kind vordert. Het volledige kind is belangrijk hierbij. De reden hiervoor is dat we competitie niet wensen aan te moedigen maar de intrinsieke motivatie in het leerproces te verhogen.

 

Op niveau van het pedagogisch team

·         Eigen leiderschap: bewust keuzes maken door een individu, op basis van een goed begrijpen van de situatie waarin die keuze gemaakt wordt.

·         Waarneming naar binnen: proberen gewaar te worden wat er in onszelf omgaat.

·         Waarneming naar buiten: proberen zo goed mogelijk bewust te worden van de omgevingsfactoren, mogelijkheden, beperkingen...

 Op niveau van de ouders

  • Een coöperatieve organisatie : klasoverleggen, schooloverleggen, Algemene Vergadering, bgl. bij projecten, zwemmen, werkdagen, poetsen, werkgroepen,  .....
  • Een coöperatieve cultuur: een proces dat nooit af is, blijven zoeken om ouders te informeren, met ouders te dialogeren, samen school
  • De eerste stap dat ouders kunnen doen in een school, wees je bewust van wat er gebeurt in de school: 1. Is dit een plek waar er tegemoet wordt gekomen aan de behoeftes van kinderen of moeten ze gewoon gehoorzamen 2. Wordt moeilijk gedrag gezien als iets dat opgelost moet worden of als een infractie dat gestraft moet worden? 3. Zien de leerkrachten het tot hun taak om kinderen te leren goede keuzes te maken of willen ze zelf al de keuzes maken? 4. Worden de kinderen aangemoedigd om samen te werken of moeten ze vaak alleen werken (in competitie met anderen)? 5. Als jij zelf een kind zou zijn zou je je in de klas /school onvoorwaardelijk aanvaard voelen? Zou je daar willen zijn? Als je niet houdt van wat je ziet of hoort, kun je de leerkracht uitnodigen om daarover te spreken.

Op het niveau van de combinatiegroepen

Kleinschaligheid en huiselijkheid is belangrijk. Het aantal kinderen per geboortejaar is beperkt. In een combinatiegroep kunnen er twee leerkrachten zitten. Het werken in combinatiegroepen en het leren via projecten laten geen onbeperkte instroom kinderen toe. Het is bovendien belangrijk dat iedereen elkaar kent, met iedereen contacten kan leggen en dat er relaties zijn tussen kinderen van verschillende leefgroepen.

Tot de kinderen leerplichtig zijn, kunnen zij terecht in de 1ste leefgroep de startklas (van 2,5 tot 4 jaar – instap en 1ste kleuter) en de 2de combinatiegroep (van 4 tot 6 jaar – 2de en 3de kleuter). In deze leefgroep zitten dus kinderen die ‘jongsten’ zijn en kinderen die ‘oudsten’ zijn. Er zijn twee leerkrachten per combinatiegroep. Vanaf 6 jaar begint de leerplicht.

De derde combinatiegroep (6-9 jaar)omvat de eerste drie leerjaren. De 4de combinatiegroep (van 9 tot 12 jaar) omvat de laatste drie leerjaren, telkens dus met ‘jongsten’, ‘middelste’ en ‘oudsten’.

Dat de kinderen in combinatiegroepen zitten, wil niet zeggen dat ze altijd samen zitten.

Per leefgroep zijn er dus kinderen van verschillende leeftijden. Dat heeft meerdere voordelen de kinderen leren heel veel van en aan elkaar. Zo zit een kind afwisselend bij de ‘jongsten’, bij de ‘middelste’ en bij de ‘oudsten’, wat maakt dat geen enkel kind zes jaar lang de slimste, de sterkste, de zwakste… van de groep is (blijft).

  • elk jaar gaan de ‘oudsten’ over naar een andere leefgroep (of naar het secundair) en komen er nieuwe ‘jongsten’ bij. Dit wijzigt elk jaar de groepssamenstelling, waardoor de verhoudingen in de groep veranderen.
  • omdat kinderen drie jaar in dezelfde groep blijven, kennen de begeleiders de kinderen beter en kan meer rekening worden gehouden met hun eigen tempo en ontwikkeling.

 

Op niveau van de buurt

We willen met de buurt samenwerken, zodat de school een deel van de werking in de buurt wordt. We maken een deel uit van het groene netwerk Cymbalaria waar een aantal belangrijke buurtverenigingen zijn in opgenomen. Samen gaan we de buurt leefbaarder, gezonder, veiliger, leuker en groener maken. We willen ook met andere scholen, partners samenwerken om de kans armoede te verminderen en onze krachten te bundelen.

Op niveau van de Werkgroepen

Er wordt besluitvorming nagestreefd op een zo laag mogelijk niveau, zo dicht mogelijk bij de betrokkenen. “Hogere” organen komen pas in werking als de problematiek het belang van een lager niveau overstijgt of wanneer besluitvorming op dat niveau onmogelijk gebleken is.

 

De praktische organisatie van de Freinetschool Brussel is voor een groot deel in handen van vrijwilligers. Zonder de voortdurende inzet van ouders of andere medewerkers, geen school. Een aanzienlijk gedeelte van dat vrijwilligerswerk is in het systeem van deze werkgroepen georganiseerd. Deze wijze van participeren aan de opbouw van de school is zo belangrijk dat deze werkgroepen, naast de pedagogische structuur, het tweede (organisatorische) been van de school vormen en een belangrijke weg zijn waarlangs ouders mee de school besturen. Elke werkgroep heeft een werkgroep verantwoordelijke, die als contactpersoon kan aangesproken worden en voldoende contact heeft met de coördinator of met het werkgroepenoverleg.

Je kan je bij één van deze werkgroepen aansluiten, maar indien je hier niet voor kiest, kun je steeds je medewerking verlenen door een bepaalde taak op te nemen of op een oproep in te gaan. Op die manier draag je toch een steentje bij, maar hoef je geen vergaderingen mee te volgen. Merken we hierbij op dat je ook in het klasgebeuren zelf kunt participeren (door bv. materiaal mee te geven voor een bepaald project, zelf over iets in de klas uitleg te geven, een atelier te begeleiden, uitstappen mee te begeleiden…).

 

1.      Werkgroep PENNEN: uitgeven van het ‘Radarblad’

2.      Werkgroep evenementen : activiteiten organiseren die het groepsgevoel stimuleren en financiële middelen verwerven 

3.      Werkgroep MOS:  Milieuzorg op school

4.      Werkgroep Gebouwen Het Bouwteam organiseert de verbouwingen en de verfraaiingswerken

5.      Werkgroep Praktische (klussen en opvang) organiseert klusdagen en volgt dagelijkse klussen op.
 
6.      Werkgroep Preventie Veiligheid zorgt ervoor dat het schoolgebouw in orde is qua brandveiligheid, elektriciteit

7.   Werkgroep speelplaats: verfraaien, in orde houden van de speelplaats en buitenspeelgoed inzamelen

 
De pijlers van de school

1. Natuurlijke methode


Als Freinetschool werken wij volgens de Freinetpedagogie, een levende, actuele pedagogie.
In België hebben we echter ook sinds de erkenning van de Freinetscholen door het Ministerie van Onderwijs rekening te houden met hun eindtermen. Deze eindtermen stellen bepaalde eisen qua leerstof en niveau aan kinderen.
In onze school trachten wij een middenweg te vinden. We passen het leerplan in de Freinetpedagogie in.

We omschrijven dit als volgt:
De natuurlijke methode wordt pedagogisch gestuurd en geleid.
Freinet is leren volgens de natuurlijke methode. Opvoeden is geen ophoping van kennis geven, geen dressuur of conditionering. Naar school gaan is leven. De school is er om de kinderen gelegenheid te geven bezig te zijn met wat er in en rondom hen leeft en om dit uit te diepen. Het is een plaats waar je verder kan gaan kijken, vragen, bewust worden, beheersen, ingroeien in de wereld. De school moet dus levensecht zijn.
De kern van de Freinet pedagogiek is "la methode naturelle"
Wanneer de school inspeelt op het leven van het kind en als het kind zijn gewone onderzoek mentaliteit kan voortzetten op school, gaat het kind vanzelf leren. De school wordt een functionele context voor het ontdekkings- en beheersingsproces van het kind. Daar kan er een voortzetting plaatsvinden van het natuurlijke, zinvolle verwerven van kennis en vaardigheden: milieukennis, rekenen, leren schrijven, …
Het woord "natuurlijk" moet goed begrepen worden. Lezen en schrijven is voor het kind geen natuurlijk, maar een cultureel product. Maar de manier waarop een kind ingroeit in deze culturele wereld kan wel natuurlijk gebeuren. Dit kan door het langzamerhand, wanneer het kind er behoefte aan krijgt, te exploreren.
"Het kind moet opgroeien tot een volwassene bij wie, als hij onderkent iets waardevols niet te weten of te kunnen, het plezier in het alsnog weten
bewaard is gebleven."
De natuurlijke methode wordt vooral in het lager onderwijs aangevuld door de te volgen richtlijnen van de eindtermen. Deze omvatten een aantal gegevens over waarden en eisen waaraan het kind moet voldoen op een bepaalde leeftijd, ongeacht of het kind daar rijp voor is of niet. Deze eisen gelden zowel voor taal, rekenen, wereldonderwijs, …
In het traditionele onderwijs gebeurt leren vooral op basis van de eindtermen. Het is een houvast voor de leerkracht. Ook Freinetleerkrachten ervaren een druk van het leerplan. De kinderen moeten immers kunnen overgaan naar het middelbaar onderwijs. Met de eindtermen in het achterhoofd stuurt de leerkracht de natuurlijke methode. De leerkracht moet weten waaraan het kind moet voldoen volgens een bepaalde leeftijd maar blijft de wereld van het kind boven de onpersoonlijke eisen van de eindtermen stellen.
Door de inrichting van lokalen, door milieuverrijking, door in te spelen op het natuurlijke leren, en door het kind zelf dingen te laten ontdekken, geeft de leerkracht een goede begeleiding.
Werken met de Freinetpedagogie wil zeggen dat we de kinderen ernstig nemen en dat er gewerkt wordt vanuit hun eigen belangstellingssfeer, hun ervaringen.

2. Ervaringsgericht - communicatie - zelfbeheer - expressie
Het kind centraal stellen is in de Freinetklas het vertrekpunt van de dagdagelijkse realiteit. Aan de basis ligt een groot vertrouwen in de mogelijkheden van de kinderen en een fundamenteel respect voor hun identiteit, hun eigenheid.
De natuurlijke methode geeft de kinderen de kans om hun eigen leerproces te ontwikkelen, om experimenteel rond te tasten. Het kind is actief en experimenteert. Een kind benadert een nieuw voorwerp of een nieuwe situatie met al zijn zintuigen. Het doet er iets mee, het bereikt een zeker resultaat: het slaagt, het mislukt of het vindt geen oplossing. Negatieve resultaten laat het kind vallen, de positieve resultaten herhaalt het en wanneer die positief blijven herhaalt die het nog dikwijls. Zo ontstaat een voorraad geslaagde resultaten die een kind aanwendt bij de volgende experimenten.
Deze geïntegreerde resultaten vormen eigenlijk zijn kennis. Ze zijn zelf opgebouwd door een eigen weg te volgen.

Maar het kind leeft niet alleen. Het experimenteert ook samen met anderen. Zo ontstaat het groepsexperiment. Zo leren ze met elkaar omgaan, eigen standpunten in te nemen, eigen keuzes te maken. In die optiek blijft er geen traditionele klas meer over maar een groep kinderen en volwassenen die coöperatief leeft en werkt.
Alles wat er gebeurt heeft zin. Er bestaat een degelijke, door de groep beheerde structuur en organisatie.
"Kinderen ernstig nemen" betekent in de eerste plaats dat het onderwijs gebaseerd is op een betrokkenheid bij wat er in de wereld gebeurt en op een kritische analyse ervan. Een eigen expressieve creatieve inbreng van de kinderen vult dit aan. Maar dit ervaringsgericht leren heeft soms een stimulans nodig. Dat zit vervat in de houding van de leerkracht met het oog op de versnelling van dit leerproces.

3. De materiële opbouw
Het specifieke aan de manier van ons werken is het verdelen van de klasruimte in aparte hoeken. Elke hoek heeft zijn specifieke materialen. Er is een rijk aanbod van materiaal dat de kinderen uitnodigt tot onderzoek en expressie.
Technieken als vrije tekst, klasraad, correspondentie, atelier, projectwerk, drukkerij en praatronde brengen een zeer rijke voedingsbodem tot stand voor ervarend en coöperatief leren en leven. Tegelijk zijn ze ook een logisch gevolg van een klasgebeuren waar iedereen aan bod kan komen, waar ieder zich vrij kan uiten.
Wanneer je in groep leeft en werkt moet je samen praten en beslissingen nemen. Dit gebeurt in de klasraad. Projectwerk begint dan weer bij het verlangen om een bepaald voorval of gegeven uit de ervaringswereld te onderzoeken.
Maar geen enkele van de vermelde technieken kan op zich bijdragen tot een fundamentele andere klaspraktijk. De verwevenheid en onderlinge verbanden tussen alle werkmiddelen is typerend voor de Freinetpedagogie.

"La part du maître"
Een zeer belangrijke factor in de materiële voedingsbodem is de leerkracht. Zijn machtspositie is verregaand afgebouwd door de coöperatieve werking. De leerkracht krijgt daartegenover coördinerende en helpende functies. Hij volgt de individuele ontwikkeling van elk kind en helpt het om zoveel mogelijk "leerprocessen" te doen slagen en zorgt voor de nodige infrastructuur.

4. Vrije expressie
Er kan geen ervaringsleren zijn zonder vrije expressie en communicatie. In een klas waar met elkaar geleefd en gewerkt wordt in materieel en sociaal stimulerende voorwaarden, doen zich iedere dag nieuwe dingen voor. Er bieden zich iedere dag nieuwe onderzoeksterreinen en ervaringsmomenten aan. Door zich vrij te uiten ontwikkelen kinderen een creatieve basishouding.
Vrije expressie heeft steeds communicatie als doel. Communicatie met woorden, muziek, toneel, schilder- en beeldhouwwerk, film, … is een basisbehoefte. Door zelf te creëren leren kinderen tevens oorspronkelijk, origineel een persoonlijk werk van anderen waarderen.

5. Maatschappelijk engagement
De Freinetschool in Laken is een school met als pedagogische basis de "Freinetpedagogie". Ze steunt een sociaaldemocratische, coöperatieve basiswerking.
"De opvoeding op school staat niet los van de maatschappij: er zijn geen eenzijdige gedragsverhoudingen, maar de opvoeding vindt plaats door democratisch/coöperatief overleg."
"De democratie van morgen wordt voorbereid door de democratie op school. De school kan door haar voorbeeld de echte democratie voorbereiden. Een autoritair schoolsysteem kan geen democratische burgers vormen. Autoritaire gewoonten zitten diep in ouders en leerkrachten verankerd. Het is de taak van ouders en leerkracht manieren te vinden waarbij de leerlingen de kans krijgen hun eigen wegen te vinden. Opvoedkundig moeten ze ervoor zorgen leerlingen zoveel mogelijk aan het woord te laten, door leerlingen individueel en in groep zo breed mogelijk initiatieven te laten nemen. Dat werkt eerder dan leerlingen te dwingen. Niemand werkt op bevel, niemand houdt ervan gedwongen te worden: …"
Célestin Freinet

6. Opvoeden tot kritische wereldburgers.
De school kan een bijdrage leveren aan de vorming van kritische mensen die in staat zijn om in hun eigen situatie samen met anderen zoveel mogelijk verantwoordelijkheid te dragen.
Leerkrachten werken mee aan die vorming: een kerntaak is de leerlingen medeverantwoordelijkheid bij te brengen, verantwoordelijkheid voor de directe leefomgeving, het samenleven en de kwaliteit van het leven in de toekomst.
Leerlingen maken kennis met de wereld in al haar facetten en worden opgevoed tot kritische wereldburgers, burgers die niet alleen de middelen hebben om de wereld om hen heen te ordenen, maar ook de creativiteit om vorm te geven aan die verantwoordelijkheid.

Opvoeding begint bij de schoolorganisatie zelf. Het beheer en de organisatie worden verdeeld over de leerkrachten, de ouders en de kinderen. Er wordt samengewerkt om de school aan te passen aan de behoeften van de leerlingen. De school gaat in tegen discriminatie en uitbuiting van de mens.
Een Freinetschool helpt leerlingen de eigen wereld te ordenen en met leerlingen keuzen te maken en de daarbij horende achtergrondkennis samenhangend te verwerven.
Leerkrachten en ouders zoeken met de leerlingen uit hoe ze hun belevenissen ervaren.

7. Leren omgaan met verschillende machtsvelden
Machtsongelijkheid is een maatschappelijk probleem dat menigeen regelmatig ervaart.
In Freinetgroepen gaan leerkrachten, leerlingen en ouders op een zo gelijkwaardig mogelijke manier met elkaar om. Onder andere:

  • Klasvergaderingen ouders en begeleiders
  • algemene vergadering + RvB
  • leerkrachten en leerlingen

Onderling overleg:

  • klasorganisatie: klasraad
  • afspraken
  • schoolorganisatie: kinderparlement

8. Afspraken
Binnen de klas- en schoolorganisatie leren de kinderen - ouders - leerkrachten - met onderlinge verschillen omgaan. Ze leren besluiten nemen en aanvaarden. Zo gaan ze op een positief democratische manier met gezag en macht om.
In onze school kunnen leerlingen bepaalde beslissingen mee bepalen. Zij hebben niet alleen inspraak via hun klasraad en kinderparlement maar hebben door hun mondigheid ook een vorm van invloed.
Met die invloed leren ze zelf omgaan. Want die is niet onbeperkt. Hoever die invloed reikt is vooraf afgesproken en wordt hen ook duidelijk gemaakt.

9. Leerkrachten en ouders nemen leerlingen “au serieux”.
Daardoor ervaren kinderen dat er echt naar hen geluisterd wordt. Leerlingen leren over allerlei onderwerpen praten, actief hun taal gebruiken. Het gaat er daarbij om dat ze leren problemen aan te pakken, leren dat er problemen zijn waar ze zelf wat aan kunnen doen.
Het is de moeite waard te leren de gevoelens onder woorden te brengen. In onze moderne samenleving wordt steeds meer een beroep gedaan op taalvaardigheid van kinderen en volwassenen. Een goede taalvaardigheid maakt "mondig", onafhankelijk en zelfstandig. Het geeft een gevoel van eigenwaarde.
Bovendien leggen de leerlingen zelf voortdurend verbanden met de hen omringende wereld. Ze ervaren hoe sociale verbanden in elkaar zitten en hoe regels daarbij ontstaan.
Leerlingen komen op zo'n manier te weten waarvoor regels kunnen dienen of die wel of niet overtreden of veranderd kunnen worden.

10. Solidariteit
De school is een groepsgebeuren. Daarin moet ieder individu zijn plaats vinden, ook de zwakkere, de minder mondige, mensen met een handicap, de minder welvarende.
Op school leren kinderen belangstelling voor elkaar op te brengen. Dat is niet alleen het geval binnen de klas, maar ook oudere kinderen tonen respect en belangstelling voor de jongere en omgekeerd.
Solidariteit wordt ook verlangd in het leerkrachtenteam. Een leerkracht in onze school dient ondersteunend te werken naar zijn of haar collega's.
Datzelfde vragen we ook tussen ouders onderling.
En er is zeker een betrokkenheid met maatschappelijk zwakkere groepen. De school maakt een duidelijke keuze om armoede te veroordelen, derde en vierde wereldbewegingen te ondersteunen, engagementen op te nemen naar de zwakkeren in onze samenleving.

11. Zelfbeheer en coöperatieve
Eén van de typische dingen in een Freinetklas is dat ieder kind op eigen tempo kan evolueren terwijl er anderzijds heel veel belang gehecht wordt aan het groepsproces.


Er ontstaat zo een coöperatieve situatie waarbij iedereen verantwoordelijk is voor de goede gang van zaken, dus ook voor de anderen. Het elkaar helpen en zorg dragen voor elkaar is niet langer leerstof uit godsdienst maar dagelijkse praktijk. Elkaar helpen beperkt zich niet alleen tot een steun geven bij het verwerken van een leerstofelement. Ook op het emotionele vlak leren we kinderen elkaar te dragen. Dit betekent helemaal niet een stimulans tot zeemzoeterig gedrag. Integendeel, conflicten, eigen aan kinderen en aan een groepsgebeuren, worden ook samen behandeld.
In een coöperatieve klas kan het gebeuren dat er op een moment verschillende activiteiten aan de gang zijn. Zoiets is slechts mogelijk door een nauwgezette organisatie en duidelijke afspraken. Iedereen dient daar zijn eigen verantwoordelijkheid op te nemen en de andere groepsleden te controleren op het naleven van de afspraken.
Ook voor het zich veilig voelen van iedereen dient een grondige structuur te worden uitgebouwd. Minder mondige kinderen zullen in een coöperatieve klas toch aan hun trekken komen gezien de groepsafspraken erop gericht zullen zijn enerzijds de zwaksten te beschermen, anderzijds hen te stimuleren mondiger te worden.
Binnen deze structuur kunnen kinderen mee de organisatie van een school- en klasgebeuren regelen. Zij zijn in staat groepsafspraken te maken, beslissingen te treffen waarbij het eigenbelang ondergeschikt wordt gemaakt.
Daarom wordt in een Freinetklas heel veel gepraat. Kinderen leren al vroeg hoe ze de werkelijkheid van de school mee kunnen organiseren en hoe ze hun invloed kunnen aanwenden voor het realiseren van een goed draaiende school.

2. De organisatie van de school

Vier combinatiegroepen

De Radar werkt niet met klassieke kleuterklassen en leer- of studiejaren, maar wel met combinatiegroepen:

Tot de kinderen leerplichtig zijn, kunnen zij terecht in de 1ste leefgroep (van 2,5 tot 4 jaar – instap en 1ste kleuter) en de 2de combinatiegroep (van 4 tot 6 jaar – 2de en 3de kleuter). In deze combinatiegroep zitten dus kinderen die ‘jongsten’ zijn en kinderen die ‘oudsten’ zijn. Vanaf 6 jaar begint de leerplicht.

De 3de combinatiegroep (van 6 tot 9 jaar) omvat de eerste drie leerjaren,

De 4de combinatiegroep (van 9 tot 12 jaar) omvat de laatste drie leerjaren, telkens dus met ‘jongsten’, ‘middelste’ en ‘oudsten’.

Eén begeleider (leerkracht) draagt wel de verantwoordelijkheid voor een leerjaar en de kinderen zitten niet altijd samen..

Per combinatiegroep zijn er dus kinderen van verschillende leeftijden. Dat heeft meerdere voordelen.

·         De kinderen leren heel veel van en aan elkaar. Zo zit een kind afwisselend bij de ‘jongsten’, bij de ‘middengroep’ en bij de ‘oudsten’, wat maakt dat geen enkel kind 6 jaar lang de slimste, de sterkste, de zwakste … van de groep is (blijft).

·         Elk jaar gaan de ‘oudsten’ over naar een andere leefgroep (of naar het secundair) en komen er nieuwe ‘jongsten’ bij. Dit wijzigt elk jaar de groepssamenstelling, waardoor de verhoudingen in de groep veranderen.

·         Omdat kinderen 3 jaar in dezelfde groep blijven, kennen de begeleiders de kinderen beter en kan er meer rekening worden gehouden met hun eigen tempo en ontwikkeling.

Als begeleiding van een combinatiegroep kiezen we in de mate van het mogelijke voor een combinatie man/vrouw. Dit biedt meer identificatiemogelijkheden voor het kind (het kind herkent zich in de man/vrouw). Doordat er meerdere begeleiders per groep zijn, kan het kind aansluiting zoeken met de begeleid(st)er die hem of haar het meest ligt.. Bovendien kunnen de begeleiders elkaar aanvullen, verrijken en kunnen ze van elkaar leren.

Kinderen schuiven enkel in het begin van een nieuw schooljaar door naar een volgende combinatiegroep.

De school is basis democratisch.

 

Dat betekent dat iedere ouder of vaste medewerker één stem heeft in de algemene vergadering. Op die manier worden beslissingen ruim gedragen. Bij het besturen op niveau van de school worden ouders uitgenodigd zich te engageren.

 

De combinatiegroep meeting/Klasvergadering

 

Eenmaal  om de zes weken kunnen de kinderen en de ouders van een combinatiegroep samenkomen om iets te bespreken, samen te doen of iets te vieren.

 

3. De wijze waarop het leerproces van de leerlingen wordt beoordeeld

Twee of drie begeleiders per groep betekent uiteraard dat zij de kinderen individueler (persoonlijker) kunnen volgen, maar ook dat de begeleiders hun observaties (wat ze over een kind opmerken) kunnen uitwisselen en objectiever (onbevooroordeeld) te werk kunnen gaan.

Voor de kleuters zijn er twee evaluatiemomenten: februari en juni. Voor de lagere school zijn er drie evaluatiemomenten: november, februari en juni. De kinderen krijgen na het zesde leerjaar een diploma wanneer ze de leerstof van de lagere school beheersen volgens de leerplannen van het officieel gesubsidieerd onderwijs.

Na onze school kan iedereen kiezen welke middelbare school het meest geschikt is voor zijn kind. We geven onze kinderen geen punten op school. Er worden wel geschreven evaluaties gemaakt waar u kan lezen hoe het kind vordert. Het volledige kind is belangrijk hierbij.

Het is mogelijk dat een kind tijdens dit curriculum instapt. Dit vraagt echter een gronde intake die door de klasleerkracht en het zorgteam wordt uitgevoerd. Eventueel wordt het clb geraadpleegd. Wij vragen aan ouders om maximaal met deze intake mee te werken om ons alle informatie over het kind die nodig is door te geven.

 

4. De voorzieningen in het gewoon onderwijs met leerlingen met een handicap of die leerbedreigend zijn.

Een inschrijving van een leerling met een beperking overwogen worden. Dit in samenspraak met het CLB Pieter Breugel, de zorgcoördinator en de begeleiders van de combinatiegroepen. Op die manier kan GON of ION begeleiding overwogen worden. Een mogelijkheid tot leerwinst is hierbij belangrijk en de draagkracht van de school. Het belangrijkste dat overwogen moet worden is of het kind zijn maximale  kansen kan krijgen binnen onze school en of dit niet ten koste van de andere kinderen gaat samen met  de draagkracht/ervaring van de begeleiders.

Wij staan ook open voor anderstalige nieuwkomers (OKAN). Indien er meerdere aanvragen zijn, kijken we na of dit realiseerbaar is.

5. De wijze waarop de school haar zorgbeleid voert

Naargelang de noden van de groep of de kinderen wordt er extra ondersteuning geboden door de begeleiders die de uren ‘Gelijke Onderwijskansen’ (GOK) en ZORG opnemen. Dit gebeurt in gezamenlijk overleg met alle begeleiders. Met de SES (GOK)-uren wordt aandacht besteed aan meer differentiatie, emotioneel welbevinden, taal en ouderparticipatie.

 

De school werkt ook samen met een Centrum voor Leerlingenbegeleiding (CLB Pieter Breughel). Er is een samenwerkingscontract en –plan opgesteld. De school heeft een vaste begeleider bij het CLB-consulent en er kan een afspraak gemaakt dat deze naar het school komt. Samen met de begeleider en de FreinetschoolBrusselteam volgt zij de evolutie van uw kind op.

Aan dit CLB-centrum is ook een MST (Medisch Schooltoezicht) verbonden.

Het medisch schooltoezicht, is wettelijk verplicht. De ouders hebben echter het recht om zich te verzetten tegen de schoolarts. In dit geval dienen zij binnen de vijftien dagen na inschrijving met een aangetekende brief hun verzet mede te delen aan de equipe medisch schooltoezicht op bovenvermeld adres. Zij moeten vervolgens binnen de negentig dagen een andere schoolarts kiezen die verbonden is aan een door de Vlaamse Regering erkende equipe medisch schooltoezicht.

Naast de klassen die verplicht op medische controle moeten, kan een leerling ook opgeroepen worden voor een extra controleonderzoek. Deze onderzoeken noemen wij ‘selectieve onderzoeken’. Zij kunnen gebeuren op vraag van de schoolarts, op basis van een bevinding bij een vorig onderzoek.

Ook de ouders kunnen een selectief onderzoek aanvragen als zij een probleem vermoeden bij hun kind.

Geen opmerkingen: