woensdag 9 mei 2012

Gebouw gevonden!

We hebben een gebouw geïndentificeerd dat aan onze verwachtingen voldoet in Laken. Binnenkort meer!

zaterdag 5 mei 2012

Freinettechnieken (even op een rijtje zetten)

In l'Ecole Moderne Française somt Freinet 28 technieken (in een welbepaalde volgorde -die
hij raadzaam acht) welke een klas kan omvormen volgens werkopvoeding.
Hij start met de afschaffing van de trede, de oprichting van een coöperatieve en de invoering
van de vrije tekst. Vervolgens vermeldt hij "de schooltuin" die eigenlijk geen specifieke
techniek is en ook niet te verwezenlijken is buiten de plattelandsscholen. Hij zag daarin een
bron van diverse motivatie (observatie, rekenen), te weinig gebruikt door de school. Hij
vermeldt evenwel geen latere technieken (levend rekenen, uitwisselingsprojecten (-reizen),
opnames en uiteraard informatica.
In deze presentatie tonen wij een andere rangschikking die zal helpen het geheel te
begrijpen. Vanzelfsprekend staan de technieken niet geïsoleerd van elkaar maar is er
interactie.
Zij hebben als gezamenlijke eigenschap geen voorrang te geven aan de technische
vaardigheden (taalkunde, notenleer, perspectief, enz.) maar deze slechts aan bod te laten
komen nadat de kinderen door hun expressie de nood voelen deze te beheersen.

1. Vrij tekenen
Dit wordt uitgevoerd vanaf de jongste leeftijd met diverse materialen op diverse
ondergronden (potloden, stiften; schilderen op papier,stof, muur, enz.) maar ook naai-of
borduurwerk, beeldhouwwerk…(boek van Elise Freinet: "L'Enfant Artiste -nadien tijdschrift
"L'art enfantin"(later: "Créations")

2. Praatronde
Deze kan verschillende onderwerpen bevatten (elkeen vertelt aan de groep wat hij graag wil
zeggen) of een gezamenlijk gekozen onderwerp. Niet alleen leert men zich te uiten, maar
ook te luisteren naar elkaar en een uitwisseling te verkrijgen. Technieken waarvan we
kunnen vaststellen dat vele volwassenen ze niet kennen.

3. Vrije tekst
Deze toepassing is wijd verspreid maar is soms ontspoord. Dit mag geen schooloefening zijn
waar men genoegen neemt met het weglaten van het verplichte onderwerp (er werd zelfs
gezien dat onderwerpen voorgesteld werden en dit dus herleid werd tot een traditioneel
opstel). De kinderen moeten aangezet worden om vooral te schrijven over zaken die hen
bevallen, realiteit of fictie in verschillende vormen (reportage, verhaal, sprookje, poëzie,
essay, enz.).
Op regelmatige tijdstippen (Freinet wenste dit dagelijks) stellen kinderen hun teksten voor.
De teksten in de groep brengen is belangrijk voor het socialiseren van de vrije expressie;
men beperkt zich hier niet tot een persoonlijk dagboek welke andere beweegredenen heeft,
noch tot het lezen van de teksten door de leerkracht die meestal de enige lezer is van
opsteloefeningen. Een gezamenlijke keuze bepaalt welke teksten in de krant komen. De niet


gekozen teksten kunnen uitgewisseld worden met de correspondenten en/of in het net
overgeschreven worden in de persoonlijke bundel van het kind. Deze bundel kan soms een
geïllustreerd album vormen, handgeschreven of getypt.

4. Vorming muziek en geluid
Een grondige muziekcultuur begint met het leren kennen van de oneindige overvloed aan
geluiden, vibraties en ritmes door het vervaardigen van eenvoudige instrumenten en de
ontdekking dat men zich kan uitdrukken en communiceren met geluid alvorens notenleer te
volgen. Veel muzikanten zijn er zich thans van bewust dat deze muzikale vorming elke
technische studie van de muziek moet voorafgaan.

5. Lichaamsexpressie
Het doel is niet om toekomstige superatleten te vormen maar aan ieder een echte
lichaamscultuur aan te bieden. Het is met het ontdekken en nadien de beheersing van alle
mogelijkheden van het lichaam dat deze echte vorming moet starten: persoonlijke
ontdekking, gezamenlijke beleving, doorgronding.

6. Drama –expressie
Soms wordt deze verward met het vorige. Deze techniek onderscheidt zich –zonder het
tegenovergestelde te zijn-door verschillende elementen samen te brengen (spel, masker,
pop, decor, muziek, enz.) en doordat deze inhoud heeft, zelfs wanneer geen gesproken taal
gebruikt wordt. Het is belangrijk dat kinderen kunnen experimenteren met alle mogelijke
varianten van het toneelspel.

7. Handwerk en techniek
Het is bepalend dat handwerk begint met het opzetten van een project –hoe oppervlakkig
ook-met een ervaringskennis van de materialen hun eigenschappen en beperkingen. Dit
gaat meer en meer verloren in een "kit"wereld waar slechts elementen moeten worden
samengebracht die door anderen gemaakt werden. Enkel een vrije manuele expressie vormt
de basis voor een echte technische ontwikkeling.

8. Audiovisuele creatie
De audiovisuele revolutie had de school grondig moeten hervormen. Dit is niet gebeurd.
Nochtans vergroot de weigering om rekening te houden met de verschillende media de
vervreemding van de school ten opzichte van de maatschappij. De echte oplossing ligt erin
alle jongeren de mogelijkheid te bieden nieuwe communicatietalen aan te leren. Creatief
omgaan met fotografie, klankopnames, (teken)film, video is de enige mogelijkheid om het
audiovisuele niet als consument te ervaren . Verschillende klassen hebben bewezen dat het
mogelijk is op voorwaarde dat niet naar commerciële producties gestreefd wordt of dat er
niet begonnen wordt met de ontleding van de audiovisuele regels.


9. Wiskunde en informatica
Door met creatie te starten houdt de nodige scholing op vormelijke regels te zijn; regels die
veel ontmoedigde of geconditioneerde jongeren nooit zullen overstijgen. Men legt zo de
basis van een andere manier van het zich eigen maken van de wiskunde-en
informaticacultuur. In de jaren zestig heeft de school min of meer de wiskundige revolutie
gemist en ze zal de informaticarevolutie mislopen als ze vasthoudt aan de passieve vorming
van de regels van de computer.
Communicatietechnieken
Natuurlijk heeft de vrij expressie slechts zin door middel van communicatie, maar in een
wereld die streeft naar ontzuiling en concentratie van de communicatiemiddelen is het niet
steeds gemakkelijk te communiceren met anderen. Wat waar is voor volwassenen is het nog
meer voor kinderen, die geïsoleerd in hun steeds kleiner wordend en labiele familiale
omgeving soms hun heil zoeken in bendevorming of drugs. De nood aan expressie verzwakt
als deze niet gestimuleerd en ondersteund wordt door verschillende communicatiekanalen.

10. Correspondentie (interklas of -school)
Dit kan plaats vinden tussen twee of meer klassen. De kinderen wisselen niet enkel
persoonlijke brieven uit, maar ook vrije teksten, tekeningen, werken (milieuanalyses, diverse
opzoekingen), opnames,enz. Het betreft hier een ware symbiose (samenleving tot
wederzijds voordeel) van klassen tussen dewelke gezamenlijke brieven (geschreven om te
worden uitgehangen door de correspondenten) en pakketten in omloop zijn. Een regelmatige
briefwisseling tussen de opvoeders vervolledigt deze uitwisselingsstroom welke een sterke
motivatie voor expressie teweegbrengt en aanzet de kennis van de verschillende milieus te
vergroten door vergelijking ("zij zeggen dat hun slager een huis aan huis ronde doet met een
bestelwagen; wij moeten naar de winkel"…"zijn huis dateert van 1861, zes jaar geleden
bestond onze wijk niet eens!").

11. Uitwisselingstrips (reizen)
Wanneer mogelijk bezoeken de klassen elkaar. Indien ze meerdere dagen blijven –wat een
vruchtbaardere uitwisseling mogelijk maakt-kunnen de kinderen ondergebracht worden bij
families of in gemeenschappelijke lokalen. Zo delen ze elk een tijdje hetzelfde leven, tonen
hun milieu, hun werk-en speelplaatsen, stellen voor wat moeilijk haalbaar is op afstand:
toneelspel, terreinobservatie. Later gaan de correspondenten op terugbezoek.
Zulke uitwisseling schept een intense motivatie voor de voorbereiding aan weerskanten
(middelen, organisatie, keuze van de activiteiten, bezoeken, trajecten, enz.) en later voor de
verwerking van de verschillende ontdekkingen. Vandaar de noodzaak om deze
uitwisselingen niet te beperken tot de laatste schooldagen zoals soms gevraagd wordt door
de administratie die het belang van zulke trips (die zich niet tot oppervlakkig toerisme
beperken) miskennen.

12. Schoolkrant
Deze krant laat toe het gesloten karakter van de klas te doorbreken naar verschillende
richtingen: familie, vrienden van de school, klassen of scholen in binnen-of buitenland (men
kan in Esperanto opstellen of laten vertalen in de taal van de toekomstige lezer). Als de
schoolkrant het leven en de gedachten van de auteurs weerspiegelt zal deze bij velen grote
interesse opwekken (Robert Rolland en Henri Barbusse waren trouwe lezers van de eerste
kranten van Freinet). De gevarieerde inhoud (uit het leven gegrepen, reportages,


overpeinzingen, poëzie, rariteiten, fictie, lezersbrieven, nota’s van het klasleven) vergroot de
interesse bij een gevarieerd lezerspubliek. Zonder de volwassen pers –die andere
beweegredenen, middelen (en waarschijnlijk andere gebreken) heeft-te willen na-apen
brengt de school(klas)krant een andere kijk op de media; de jongeren worden kritische
gesprekspartners in plaats van geconditioneerde gewone verbruikers.

13. Compositie- en reproductietechnieken
Freinet koos voor het drukprocédé eerder dan voor andere bestaande technieken omdat
deze verschillende belangrijke eigenschappen verenigt:
-laat toe alle mogelijkheden van tekstcompositie en lay-out af te tasten
-de werking is eenvoudig zodat zelfs de jongste kinderen het onder de knie krijgen (de
volwassene verbetert de laatste proefdruk vóór het drukken om verspilling te voorkomen)
-geeft aan de oplage een hoge kwaliteit, nog niet geëvenaard door andere modernere
procédés
-is vrij goedkoop : papier en inkt

Het drukken blijft een onvervangbaar pedagogisch instrument, vooral voor de jongsten.
Freinet raadde ook de "limographe" aan, een kleine stencilkopieerder (enkele kader met
gaas). Er bestaan verschillende illustratiemogelijkheden waaronder linogravure en
seriegrafie. Om teksten te maken kan ook de typmachine of recenter de PC gebruikt worden,
maar de drukkwaliteit blijft ondermaats. Sommige klassen corresponderen met telematica
(fax-telex). (noot: we willen hier opnieuw vermelden dat deze tekst reeds enkele jaren oud is
en geen rekening houdt met de snelle evolutie van de informatica en in het bijzonder haar
efficiëntie en gebruiksgemak in de klas.

14. Radio-(uitzend)technieken
Geruime tijd vóór de bloei van de vrije radio’s namen Freinetonderwijzers initiatieven op
lokaal vlak of werkten mee aan nationale radioprogramma’s. Er werden internationale radioevenementen opgezet waaraan leerlingen van diverse continenten meewerkten. Van deze
grote radioperiode bestaan nog twee reeksen cassettes van Radio France met opnames van
freinetklassen in het programma "Chasseurs de son" (geluidsjagers) gemaakt door J.
Thevenot.
Verschillende klassen werken regelmatig mee aan programma’s van vrije radio’s. Voor de
begeleiders worden op geregelde tijdstippen audiovisuele stages georganiseerd door
animators van het I.C.E.M. om de technieken van geluidsopname en montage aan te leren.
(noot: we vermelden hierbij dat door de vooruitgang in de audiovisuele sector sindsdien
verbluffende video’s gerealiseerd werden, vooral dankzij het op de markt komen van robuust,
gebruiksvriendelijk en relatief goedkoop materieel).

15. Presentatietechnieken (voorstelling)
Ook in de klas moeten communicatiestructuren de uitwisseling versnellen. Om geen
kostbare tijd te verliezen met systematische presentaties is het belangrijk snelle
presentatietechnieken te gebruiken: afficheren, korte audiovisuele montage, enz.
in dit vooruitzicht is de spreekbeurt noch een mondelinge overhoring, noch het brengen van
een minithesis maar beknopt en snel communiceren; iets dat velen buiten het schoolmilieu
doen om informatie uit te wisselen zonder tijd te verliezen.
schriften, handgeschreven en geïllustreerd, veelal in accordeonvorm kunnen uitgehangen
worden en doorbladerd, kunnen uitgewisseld worden en gearchiveerd.


maquettes zijn eveneens praktisch ondersteunend voor communicatie, vooral wanneer
kinderen problemen ondervinden wanneer enkel via taal uitwisseling plaats heeft.
Technieken voor Milieu-Analyse
Gewoonlijk dringt de externe realiteit de school slechts binnen onder de vorm van schoolse
vakken (aardrijkskunde, geschiedenis, wetenschap). In de Freinetpedagogie komt die
realiteit er doordat de kinderen zich uiten; het is een ervaren realiteit, met alle affectieve
lading die dit inhoudt. Dit is onontbeerlijk maar vraagt daarbij een vervollediging door
benadering uit verschillende invalshoeken en een objectieve analyse.

16. Aansporen tot vragen stellen: de vraagbus en de vondsten
Op school is het niet enkel de leraar die vragen mag stellen. Vandaar het bestaan van een
"vraagbus" (Freinet raadt een agenda aan) om niets verloren te laten gaan. Het is niet
noodzakelijk de volwassene die een antwoord geeft: hij kan helpen de antwoorden te vinden
hetzij door experimenten, hetzij door bezoeken of nog door opzoekingswerk.
Meer nog, vanaf de jongste leeftijd verzamelen kinderen in hun zakken of boekentassen
verschillende voorwerpen die hun interesse opwekt. In plaats van deze zaken te verbieden
kan de opvoeder die dingen tentoonstellen aan anderen, ondertussen beschermend
optreden voor gevaarlijke of duurzame zaken; efficiënter dan een verbod. Het is vooral ook
de gelegenheid de spontane werking van de nieuwsgierigheid en het vergelijken door
verzamelen te integreren in een ware cultuur. Deze uitstappen zijn middelen voor directe
observatie, inzamelen van objecten voor studie in de klas, het bijwonen van volwassenen
aan het werk en monumenten en kunstwerken te zien.

18. Zelfstandig onderzoeken
Sommige observaties en onderzoeken kunnen door één kind of een kleine groep gedaan
worden, gesteund door een fiche met richtlijnen bedoeld om de directe hulp van de
leerkracht te vervangen.

19. Planten- en dierenhoek
In deze hoek kan men dagelijks contact hebben met levende wezens, buiten het enge kader
van huisdieren.

20. Wetenschappelijk onderzoek
Het is niet de bedoeling om een hoorcollege voor te bereiden, maar om langdurig proeven te
doen, onderzoeksprotocols te ontwerpen, elementen daarvan te wijzigen om een hypothese
te controleren, kortom, om zich langzaam een wetenschappelijke ontwikkeling eigen te
maken.

21. Actualiteit en kritische analyse van de pers
De realiteit vertaalt zich ook in de actualiteit waar het gewicht van een evenement soms
gekoppeld is aan de weerklank die het krijgt in de pers. Men moet dus leren de actualiteit te
ontcijferen, de problemen kennen (waarom rellen in Soweto? – wat betekent een
melkquota?) en observeren hoe eenzelfde informatie in verschillende persorganen
behandeld wordt.


22. Ervaringsbenadering van de economie
Dit kan door kritische observatie van reclame, etiketten, door analyse van aankoopgedrag.
Individualisatietechnieken

23. Geplande autocorrigerende hulpmiddelen
Om individueel werk mogelijk te maken, zijn er zeer geleidelijke oefeningen nodig om
trapsgewijs de moeilijkheden te beheersen en indien mogelijk sommige stappen snel te
bedwingen. Om de leerkracht niet te overbelasten met verbeterwerk (aangezien elk op zijn
niveau werkt) is het noodzakelijk dat het kind zelf tot verbetering en controle van de
resultaten komt; dit is autocorrectie.
De eerste geplande hulpmiddelen waren de autocorrigerende kaarten. In de jaren 60
interesseerde Freinet zich in het programmeren van een reeks autocorrigerende instructies
op band dat de leerling kon afrollen in een doos. Later werd dit systeem aangepast onder de
vorm van boekjes en schriften. Nu bieden computers soepele mogelijkheden die een
opeenvolging van traditionele oninteressante oefeningen vermijden.

24. Documentatie en klassement
In plaats van geld te verspillen aan 30 of 40 identieke handboeken, raadt Freinet aan een
"werkbibliotheek" samen te stellen. Hij noemt dit een "werkbibliotheek om het verschil te
maken met de in vele scholen bestaande "gewone", "vrijetijds"bibliotheek. Omdat in die tijd
weinig werken uitgegeven werden die geschikt waren voor kinderen werd in 1932 de
verzameling "Bibliothèque de Travail" (B.T.)(Werkbibliotheek) gemaakt. In verschillende
reeksen werden bijna 2000 nummers uitgegeven.
In een documentatie hebben boeken hun plaats, maar eveneens persartikels, foto’s, folders
die kunnen bewaard worden in hangmappen. Om iets terug te vinden in de stapels
documentatie is er een klassementsysteem nodig. Men heeft dus het decimaal klassement
van een bibliotheek aangepast aan de noden van het kind. Een alfabetische index helpt ook
om een onderwerp terug te vinden in een werkbibliotheek.Technieken voor organisatie en
gemeenschapsleven

25. Organisatie van de ateliers (werkplaats)
In een traditionele klas werken alle kinderen aan hetzelfde op hetzelfde moment. In de
Freinetpedagogie zijn er vele gezamenlijke momenten, meestal vrij korte. De overige tijd
hebben de kinderen aparte activiteiten. Om dit mogelijk te maken moet de klasinrichting
verschillende hoeken voorzien voor verschillende activiteiten (drukken, onderzoek,
knutselen, enz.). Door plaatsgebrek moet men soms een mobiele indeling maken
(verplaatsen van tafels of kasten) en moet er een goede organisatie zijn voor de
aanwezigheid van elk kind in een bepaalde hoek.

26. Planning
De vrijheid van keuze moet gewaarborgd zijn zonder evenwel een strikt kader op te leggen.
Als iedereen op grote bladen wil schilderen, zullen er niet genoeg grote tafels en potten verf
beschikbaar zijn. Maar men kan het zo organiseren dat iedereen aan beurt komt. Op lijsten
kan geschreven worden hoeveel plaatsen in een hoek beschikbaar zijn en welke kinderen er
werken. Zo kunnen ook de noodzakelijke opleidingen uitgehangen worden en kan met een


kruisje aangeduid worden welk kind welke stof onder de knie heeft. Er is geen verplichting
om alles te afficheren maar het is ontegensprekelijk een belangrijk element tot positieve
stimulatie.

27. Individuele werkplannen
Een pegagogie die autonomie nastreeft laat kinderen niet aan hun lot over. Ze spoort ze aan
en helpt hen om projecten te starten en tot een goed einde te brengen. Wekelijks of
tweewekelijks kan elkeen bij benadering plannen welke projecten hij wil realiseren. Enerzijds
kan daardoor de coördinatie van het werk gebeuren (als er bijvoorbeeld slechts één
microscoop voorhanden is, zal die om beurt moeten gebruikt worden) en anderzijds wordt
hier vooral een zeker engagement bewerkstelligd. Indien er een geldige reden is om een
ander niet voorzien werk voorrang te geven, zal dit het probleem niet opheffen maar de
planning zal het kind verhinderen van zonder doel rond te fladderen; het weet dat het
rekenschap zal moeten geven. De jongsten beginnen met te noteren wat ze reeds
gerealiseerd hebben en oefenen zich dan in het plannen.

28. Evaluatie – brevetten
Gewoonlijk dient de beoordeling en het puntenklassement vooral om te rangschikken, te
schiften, te laten zittenblijven. Het is echter belangrijk dat de jongere zich bewust is van zijn
eigen mogelijkheden en tekortkomingen om vooruitgang te boeken zonder verlamd te
worden door faalangst. Vandaar het belang van zelfevaluatie en het vermogen om zich
objectieven te stellen. Het brevettensysteem –geïnspireerd op het scoutisme-beoogt
objectieve evaluatiecriteria te bieden en de proeven veelzijdig te maken. Bijvoorbeeld vereist
een "brevet van de lengtes" dat men kan meten, maten kan herleiden en samentellen, een
lengte vrij juist schatten zonder dat deze gemeten werd. Het betreft hier geen brevet dat
betrekking heeft op het hele programma van de gemiddelde les. Om eerlijk te zijn, is van alle
Freinettechnieken het brevet –in wedijver met de verplichting tot voorbereiding van examens
en overgaan-deze die het minst ontwikkeld en uitgediept werd; deze techniek had beter
verdiend. Deze brevetten, die meer dan 30 jaar geleden geschapen werden, hebben
inderdaad als enkel voordeel de weg uit te stippelen, maar zijn in feite het enige alternatief
voor verouderde traditionele examens.

29. Structuur van het gemeenschapsleven
Hoewel dit punt als laatste komt, is het zeker één van de meest doorslaggevende om van
een feodaal vormingssysteem (een leerkracht die over alle beslist binnen de limieten van het
overheidstoezicht) naar een democratisch systeem te komen. Een systeem waar alle
verplichtingen –in het bijzonder van de externe realiteit-niet magisch verdwijnen, maar waar
men samen oplossingen zoekt voor de problemen die zich aanbieden.
Deze problemen kunnen verschillend van aard zijn:
-uitwerking van gezamenlijke projecten vanuit individuele initiatieven en voorstellen
-opstarten van het groepswerk (coördinatie maar ook het definiëren en verzamelen van de
nodige middelen)
-de goede werking van de groep (de leefregels bepalen en soms conflictoplossing).
De coöperatieve raad is een instelling waar de volwassene aanwezig is zonder animator te
zijn: het voorzitterschap wordt om beurt waargenomen door een kind; de volwassene is
soms secretaris en om duidelijke beslissingen te kunnen noteren, verheldert hij wat uit de
discussies voortkomt en wijst de groep op de keuzes waar ze voor staan.
Zoals Freinet zei, is het niet noodzakelijk al deze technieken tegelijkertijd toe te passen maar


om goed de logica die ze verenigt te begrijpen. De opvoedingswijze veranderen is het op
gang brengen van een ontwikkeling die alles terug in vraag kan stellen.





Let op: opent in een nieuw venster

vrijdag 4 mei 2012

Op zondag 6 mei is Laken op zijn groenst. Een samenwerkingsverband van GC Nekkersdal, Lakense inwoners en verenigingen wacht u op met een (gratis) programma van ecologische, artistieke, actieve , educatieve en informatieve activiteiten.

Op de bloemenmarkt op het OLV-voorplein (in de buurt van La Maison de la creation) in Laken vindt u hierbij ook het Freinetklasje. Dit van 10-12u en van 14u tot 17u.

Het wordt een dag met verrassende ontdekkingen en leuke ervaringen voor alle leeftijden.